Najaar

De dagen zijn zo grijs en grauw,
de wolken bannen alle blauw,
de luchten lozen hun verdriet –
heel de natuur lijkt in de rouw.

De bomen zijn zo kaal en glad,
hun takken rillen zonder blad,
hun stammen glimmen donkerbruin,
zo heeft de herfst ze afgemat.

De tuinen zijn der dagen zat,
de velden één groot modderbad,
de wereld weent haar ogen rood,
door winterweeën aangevat.

De treurwilg toont nog geel en groen,
een bloembol gaat een wonder doen,
de winter draagt de lente aan,
het licht zaait steels een nieuw seizoen.

Martin de Geus