UITBUNDIGHEID

De vogels floten vol het luchtruim in,
hun klank was hoorbaar
als een nieuw begin,
het water lag te spiegelen
tegen het grauwe riet,
en aan de rand
het tere jonge groen,
dat zich uitbundig
gelden liet.

En ik, klein mensenkind
zat aan de rand van het meer.
Mijn woorden waren schaars,
mijn klank uitbundig meer.
Dat ik zo als een vogel
mijn lied mag blijven zingen
van zoveel mooie dingen
gegeven keer op keer.

HERMAN HOUWELING