BLOEMLEZING

De bloemen zijn zo'n prachtig wonder,
Versieren voor ons deze aard.
Even stil staan,...'t is zo bijzonder,
Het is beslist de moeite waard.

Soms groot van vorm en met veel franje,
Of heel subtiel, maar fijn van geur.
In rood, wit, blauw of in oranje,
Zo geven zij het leven kleur.

Beknopt beginnen zij het leven,
Maar als ze weldra open gaan.
Zie je pas goed wat wordt gegeven,
Als ze daar dan te pronken staan.

Pompeus en met gebolde wangen,
Lachen zij dan de wereld toe.
Of zij de aandacht willen vangen,
Van al dat menselijk gedoe.

Tulpen, narcissen, hyacinten.
De eerstelingen in het jaar,
Versieren soms in grote linten,
Ze wonen immers bij elkaar.

Tuinen vol, in duizenden soorten,
Volgen dan in het seizoen.
Bekleden bermen, pad en poorten,
Een ieder is dan kampioen.

Ieder bloempje is een wonder,
De roos, de goudsbloem of margriet.
Hopelijk gaan er geen ten onder,
Van lelie tot vergeetmeniet.

Dan zijn er nog de weidebloemen,
Bont van kleur en groot in tal.
't Is veel te veel om op te noemen,
Geweldig, u begrijpt het al.

Ook bossen, duinen en rivieren,
Geheel omzoomd door deze pracht.
Zodat ze 't hele land versieren,
Dat is waaraan de Schepper dacht.

Uniek wist Hij dit al te maken,
Schonk aan ons zo'n kostbaar bezit.
Zuinig moeten wij het bewaken,
Van bont gekleurd tot hagelwit.

Theo van der Linden ®